Onderstaand artikel heeft in de GezinsGids gestaan van 6 juli 2023. Met toestemming hebben we dit artikel over mogen nemen. 

Zigzaggend gaat de Landrover tussen de diepe scheuren langs de Shangani rivier door. Zuster Catrien Tallach heeft al haar stuurmanskunst nodig om de jeep onder controle te houden. Maar het lukt. In de auto zit ook meester Amos Tikitsja. Hij is godsdienstonderwijzer in Mbuma.Vandaag gaan we op bezoek bij het lokale opperhoofd Shikobo-Kobo.

We hebben al zo’n dertig kilometer met de Landrover dichte bossen doorkruist. Nu nog de rivier door. Zuster Catrien stuurt de Landrover de steile rivierhelling af om door de deels droge bedding naar de overkant te rijden. In het midden staat water. Daar moet je met een flinke snelheid doorheen, anders zullen de banden zich in het rivierzand vastzuigen. Aan de overkant klimt de Landrover met moeite tegen de oever op.

Onbarmhartig brandt de zon over het Afrikaanse hoogveld als we bij de kraal van het opperhoofd aankomen. Zuster Catherine stopt de Landrover in de schaduw van een boom. Buiten de kraal van het opperhoofd wachten we tot we worden toegelaten. Intussen kijken we om ons heen en zien de glooiende hellingen van de Shangani-vallei. De brede rivierbedding kronkelt tussen de donkere wouden en het wuivende riet door.

Ver aan de overkant, achter de wazig-blauwe heuvels en de Shangani-wouden, ligt de kleine Mbuma-zendingspost als een vriendelijk glanzende rustplaats van witte gebouwtjes. Een toevluchtsoord voor armen, zieken en ellendigen die geen helper hebben.

De hoofdman gaat ons voor naar de hut van de ‘chief’. Vanuit de donkere hut komt de chief tevoorschijn. In het felle zonlicht houdt hij halt. Even blijft hij daar onbeweeglijk staan in zijn opvallende vuurrode uniform. Een kleine gestalte maar met de houding van een gebieder en heerser. Na de begroeting mogen we ons geschenk overhandigen: een zijden kleedje met kleurige, Hollandse natuurafbeeldingen en de naam ‘Holland’ erop. Het opperhoofd bekijkt het aandachtig en laat dan één van zijn dochters roepen om het in ontvangst te nemen. Een teken van waardering, legt meester Tikitsja uit. Meestal neemt de hoofdman het geschenk aan.

Shikobo-Kobo laat een paar primitieve houten bankjes buiten brengen en biedt Tikitsja aan om met elkaar iets te drinken in goede vriendschap. Tikitsja zegt dat we graag met het opperhoofd willen spreken over de wetten waarmee hij zijn volk regeert. Shikobo-Kobo vertelt over de onrust die er onder zijn volk is, omdat hij als chief verteld heeft dat ze hun bouwland moeten gaan bemesten en water geven, in plaats van naar toverdokters te gaan voor betovering. “Ah…. Dat kunnen ze niet begrijpen.”

We volgen de chief even later naar zijn bouwland. In een rij lopen we over een smal bospad naar het hoogveld. In de goudglanzende namiddagzon ruist de warme zomerwind door de hoge maisstengels en suizelen de gele bladeren om de volrijpe maiskolven. Bij het veld met suikerriet staat het opperhoofd stil. Met voldoening kijkt hij over de glooiende heuvelrijen waar in honderden hutten zijn onderdanen wonen. Hij is al oud. Toch weet hij dat dit geïsoleerde gebied naar een nieuwe maatschappij moet toegroeien, vertelt hij. Maar welke wetten zijn de beste voor zijn volk?

Amos Tikitsja (l) met chief Shikobo-Kobo (m) en diens hoofman

Het lijkt of Tikitsja op dit moment gewacht heeft. Er lijkt een gloed van heilig vuur door de zwarte zendingsonderwijzer heen te trekken. Hij blijft stilstaan tegenover de chief en begint te spreken over de heilige Wet van de Koning der koningen. Het is een wonderlijk gezicht om die twee zwarte inlanders te zien staan, bovenop een heuvelrug, overgoten door een gouden zonnegloed tegen een achtergrond van mais en suikerrietvelden. Het opperhoofd Shikobo-Kobo in zijn vuurrode ambtskleding, het zwarte gelaat half weggescholen onder de witte helm, de zwarte scepter met gouden leeuw op de knop als teken van zijn aarde macht, staat stil te luisteren naar de vurige woorden van Amos Tikitsja. Tikitsja ziet in Shikobo-kobo nu niet de man met macht, maar een mens met een onsterfelijke ziel. Amos staat er als een Koningszoon, een zendeling die met heilige ijver spreekt tot eer van zijn Koning.

De familie van de chief is op de velden aan het werk. Ze zijn niet gewend dat iemand de chief zo aanspreekt. Schuw zijn ze dichterbij gekomen. Verscholen tussen de hoge suikerrietstengels luisteren ze mee. “Zijn de wetten van die grote Koning ook goede wetten voor mijn volk?” vraagt de chief. “O ja,” antwoordt Tikitsja, “Het zijn de beste wetten die er zijn. Hij is de Koning met de grootste wijsheid. Daarom zijn Zijn wetten de beste voor een volk. En ook voor chiefs.”

Hij verteld dat hij het heilige boek met deze wetten bij zich heeft. Hij vraagt of hij eruit mag voorlezen aan de hele familie van de chief. De chief vindt het goed. Hij laat alle mensen van het bouwland bijeen roepen. Wat verlegen volgen ze de chief, die nu weer statig voorop loopt, in een lange rij naar de kraal.

Naast zijn hut, in de schaduw van twee Tshabele-bomen, worden bankjes neergezet. De chief zelf heeft een stoel. Naast hem krijgt Tikitsja een plaats. De familie schaart zich in een kring om hen heen. Amos staat op, houdt de opengeslagen Bijbel in zijn handen en kijkt rustig rond. Kinderen schuiven verlegen tegen elkaar aan. De zoons kijken naar hun vader, die de witte helm van zijn hoofd afneemt, de zwarte scepter neerlegt en een luisterhouding aanneemt. Hier staat een eenvoudige inlander Amos als gezant van Christus in een puur heidense kraal met het Woord van zijn Koning in de hand. Met duidelijk stem leest hij Johannes 1 en spreekt over vers 29: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt.’ Op zijn gelaat ligt een blijde glans. Hij vertelt over de Koning van hemel en aarde, Jezus Christus. “Het is de gewoonte dat koningen en chiefs in betere hutten en huizen wonen dan hun onderdanen. Als er gevaar dreigt voor de koning, zullen de onderdanen hun leven geven om hun koning te sparen. Maar bij Deze, de grootste van alle koningen, is het anders. Toen het volk moest sterven om hun ongehoorzaamheid, sprak Hij: “Laat Mij sterven voor de schuld van Mijn volk, zodat Mijn volk voor eeuwig vrede met God zal hebben.”

“Ah… Ah…” antwoordt Shikobo-Kobo langzaam. “Wie heeft dat ooit gehoord? Ah… onderdanen sterven voor het leven van hun koning. Zo is de wet van mijn volk.”

Dan staat daar Tikitsja, met de Bijbel in zijn handen. Er is een gloed van ernst en liefde in zijn stem en ogen. Hij zegt: “Het is de grote liefde van Christus voor zondaren dat Hij de dood is ingegaan om Zijn volk het leven te geven. Weet u dat u gezondigd hebt tegen het heilige gebod van Jehova?”

Hij heft zijn hand omhoog, waarop de Bijbel ligt. Allen kijken ernaar. “Weet u dat u moet sterven? Dat Gods toorn over uw zonden voor eeuwig in uw ziel zal branden? Maar luister naar dit heilige Woord: ‘Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt’.”

Drie kleine meisjes van ongeveer zeven jaar zitten onbeweeglijk stil op de grond. De zwarte handjes ineen gevouwen. Hun grote donkere kinderogen staren naar meester Tikitsja. Het opperhoofd herhaalt af en toe zacht fluisterend de woorden van Tikitsja. Dan doet Amos een gebed. Na afloop vraagt de chief of hij dat boek ook in zijn hut mag hebben. Amos belooft hem spoedig een Bijbel te brengen.

Op de terugreis vertelt Amos over de dankbaarheid die hij in zijn hart gevoelt. Het was alleen door de machtige regering van de Heere Jehova dat hij bij dit bezoek uit de Bijbel mocht lezen en mocht bidden. In de avondschemer gloeien de boomkruinen met hun duizenden goudbruine herfstbladeren in de laatste stralen van de wegzinkende zon. Het is al donker als we weer in Mbuma aankomen.