A report from Mashonaland

You might recall that Rev. Mwedzi was installed in the New Canaan congregation in May last year. Being the only other minister currently in the Zimbabwe Presbytery besides Rev. Khumalo, he has a heavy workload—but he found the time nonetheless to tell us about his progress. 

How are you doing at the moment? 

Rev. Mwedzi: “The Lord has been helping me greatly since May last year. I preach at ten locations that fall under the charge of this congregation. Let me give you an overview of the stations, the distance from my manse, how often each month I minister there, and some remarks on each location.” 

New Canaan (mother congregation) ~ 14 km ~ 7 times per month : A congregation of largely older people; the younger folk have mostly moved out of the countryside 

Makovere ~ 10 km ~ 6 times per monthA congregation with many young families 

Zvishavane (Ebenezer) ~ 3 km ~ 6 times per monthA congregation with many young families 

Maware ~ 40 km ~ 4 times per month 

Ingezi  ~ 50 km ~ Once a month 

Akori  ~ 60 km ~ Twice a month 

Chiedza ~ 70 km ~ Four times per month 

Chiware ~ 93 km ~ Once a month 

Munaka  ~ 130 km ~ Once a month 

Gwemomber  ~ 45 km ~ Once a month 

Gweru ~140 km ~ Once a month 

 

In addition, I visit John Tallach High School at least twice every semester, and one or other of the congregations has communion season almost every month of the year.  

A weekday service at Maware  

A weekday service at Maware

 I have received 6,000 Bibles from the TBS and distributed them around the country. There is great demand for Bibles, but our supply was limited and we hope that the Lord will move a friend to allow the printing and shipping of more copies.” 

The photos below are of Bible distribution at Marondera, due east from Harare, more than 400 km from the home congregation at New Canaan. 

 

How do you get to all those preaching stations?  

Rev. Mwedzi: “I have a decent car, a four-wheel drive, but the roads are poor and the tracks leading to some of the stations are almost completely worn away. I drive about 5,000 km a month on those roads, so I have a higher fuel and maintenance bill than most. Thanks to assistance from the Mission, I’ve been given a better car for my long journeys.” 

The quality of road surfaces declines most dramatically during rainy season, with the battering rain causing washouts and flooding. Rev. Mwedzi shared a photo of a flooded-away road that caused him severe delays on his way to preach at Ingezi. 

With Rev. Somerset and the congregation after a weekday service at Chiedza

 

There’s a lot resting on your shoulders!  

Rev. Mwedzi: “There is, but there are encouragements, too. Let me share three of them. 

Next to our church building in Maware, there is a school for about 334 pupils. They have opened their doors to me to preach the Gospel there. They’ve offered us their well. Unfortunately, the solar panels that power our pump broke down last month, so we’re anticipating problems with our water supply during communion season next April. 

Although this is (generally speaking) a poor congregation, their contribution to sustaining the ministers has shot up from $360 in 2021 to $1,008 in 2022. 

And, in God’s grace, I’ve seen a number of people who hadn’t come to church for nearly ten years return to our fold—four of whom took their place at the Lord’s table again.”  

 

People of the Mission; Michael and Miriam Khumalo

The Khumalos have been working at Mbuma Mission Hospital for nearly 17 years. It’s time to make their acquaintance.

Kindly introduce yourselves.

Michael: We’re Michael and Miriam Khumalo, and we’ve been working at Mbuma Mission Hospital since 2006. We have seven children: the eldest is 27 and the youngest is eight. I was born and raised in Nkayi, an hour’s drive from Mbuma. After attending school in Nkayi, I went to Bulawayo in search of a job. I worked at a supermarket for four years, then as a gateman for a further six. When the economy went downhill, I lost my job, so I went back to Nkayi. I was a postman and post office guard there for a few years, until my grandfather, James Mpofu, let me know they were looking for a gateman at the entrance to Mbuma Mission Hospital. I applied and was appointed in May 2006.

Miriam: I was born in Kwekwe, but early in childhood I went to live with my grandmother near Mbuma. In the course of time, I was asked to go and work for Dr Hak making fruit juices for patients. I asked to be sent on a Red Cross training course too, and I was delighted to find that the funding was available for me to do that. After three years in hospital housekeeping, I started as an assistant nurse in December 2006.

 

What’s it like to work at the hospital?

Miriam: I love looking after the patients, and in a hospital, you’re very aware that you’re working in the sight of God.

Michael: I am glad to be at the Mission’s service, guaranteeing security and keeping things in order. What’s special about Mbuma is morning and evening worship and the Bible studies. These are personally valuable, and it’s well worth studying Scripture together and discussing what the Lord is saying in the passages of His Word.

 

Is there a Bible verse that is particularly meaningful to you?

Michael: A key text for me is Hebrews 11:6, where we learn that without faith, it is impossible to please God, but also that God is a rewarder of them that diligently seek Him.

Miriam: Ephesians 6:1 tells us: Children, obey your parents in the Lord: for this is right. My grandmother would always say that if you obey your parents, God will bless that, and that doing so helps us to learn obedience to the Lord. As a mother of seven, I hope and pray that my children will obey God, will walk in His ways and will do good to their neighbours.

 

What are you most grateful for?

Michael: For the Lord’s blessings. As we both have a job, we have been—and still are—in a position for all our children to attend school.

Miriam: We are grateful to you for your support. I saw a photo of Dutch children collecting for Mbuma Mission. My special thanks to you for that!

Met Tikitsja naar Sihokobo-Kobo

Onderstaand artikel heeft in de GezinsGids gestaan van 6 juli 2023. Met toestemming hebben we dit artikel over mogen nemen. 

Zigzaggend gaat de Landrover tussen de diepe scheuren langs de Shangani rivier door. Zuster Catrien Tallach heeft al haar stuurmanskunst nodig om de jeep onder controle te houden. Maar het lukt. In de auto zit ook meester Amos Tikitsja. Hij is godsdienstonderwijzer in Mbuma.Vandaag gaan we op bezoek bij het lokale opperhoofd Shikobo-Kobo.

We hebben al zo’n dertig kilometer met de Landrover dichte bossen doorkruist. Nu nog de rivier door. Zuster Catrien stuurt de Landrover de steile rivierhelling af om door de deels droge bedding naar de overkant te rijden. In het midden staat water. Daar moet je met een flinke snelheid doorheen, anders zullen de banden zich in het rivierzand vastzuigen. Aan de overkant klimt de Landrover met moeite tegen de oever op.

Onbarmhartig brandt de zon over het Afrikaanse hoogveld als we bij de kraal van het opperhoofd aankomen. Zuster Catherine stopt de Landrover in de schaduw van een boom. Buiten de kraal van het opperhoofd wachten we tot we worden toegelaten. Intussen kijken we om ons heen en zien de glooiende hellingen van de Shangani-vallei. De brede rivierbedding kronkelt tussen de donkere wouden en het wuivende riet door.

Ver aan de overkant, achter de wazig-blauwe heuvels en de Shangani-wouden, ligt de kleine Mbuma-zendingspost als een vriendelijk glanzende rustplaats van witte gebouwtjes. Een toevluchtsoord voor armen, zieken en ellendigen die geen helper hebben.

De hoofdman gaat ons voor naar de hut van de ‘chief’. Vanuit de donkere hut komt de chief tevoorschijn. In het felle zonlicht houdt hij halt. Even blijft hij daar onbeweeglijk staan in zijn opvallende vuurrode uniform. Een kleine gestalte maar met de houding van een gebieder en heerser. Na de begroeting mogen we ons geschenk overhandigen: een zijden kleedje met kleurige, Hollandse natuurafbeeldingen en de naam ‘Holland’ erop. Het opperhoofd bekijkt het aandachtig en laat dan één van zijn dochters roepen om het in ontvangst te nemen. Een teken van waardering, legt meester Tikitsja uit. Meestal neemt de hoofdman het geschenk aan.

Shikobo-Kobo laat een paar primitieve houten bankjes buiten brengen en biedt Tikitsja aan om met elkaar iets te drinken in goede vriendschap. Tikitsja zegt dat we graag met het opperhoofd willen spreken over de wetten waarmee hij zijn volk regeert. Shikobo-Kobo vertelt over de onrust die er onder zijn volk is, omdat hij als chief verteld heeft dat ze hun bouwland moeten gaan bemesten en water geven, in plaats van naar toverdokters te gaan voor betovering. “Ah…. Dat kunnen ze niet begrijpen.”

We volgen de chief even later naar zijn bouwland. In een rij lopen we over een smal bospad naar het hoogveld. In de goudglanzende namiddagzon ruist de warme zomerwind door de hoge maisstengels en suizelen de gele bladeren om de volrijpe maiskolven. Bij het veld met suikerriet staat het opperhoofd stil. Met voldoening kijkt hij over de glooiende heuvelrijen waar in honderden hutten zijn onderdanen wonen. Hij is al oud. Toch weet hij dat dit geïsoleerde gebied naar een nieuwe maatschappij moet toegroeien, vertelt hij. Maar welke wetten zijn de beste voor zijn volk?

Amos Tikitsja (l) met chief Shikobo-Kobo (m) en diens hoofman

Het lijkt of Tikitsja op dit moment gewacht heeft. Er lijkt een gloed van heilig vuur door de zwarte zendingsonderwijzer heen te trekken. Hij blijft stilstaan tegenover de chief en begint te spreken over de heilige Wet van de Koning der koningen. Het is een wonderlijk gezicht om die twee zwarte inlanders te zien staan, bovenop een heuvelrug, overgoten door een gouden zonnegloed tegen een achtergrond van mais en suikerrietvelden. Het opperhoofd Shikobo-Kobo in zijn vuurrode ambtskleding, het zwarte gelaat half weggescholen onder de witte helm, de zwarte scepter met gouden leeuw op de knop als teken van zijn aarde macht, staat stil te luisteren naar de vurige woorden van Amos Tikitsja. Tikitsja ziet in Shikobo-kobo nu niet de man met macht, maar een mens met een onsterfelijke ziel. Amos staat er als een Koningszoon, een zendeling die met heilige ijver spreekt tot eer van zijn Koning.

De familie van de chief is op de velden aan het werk. Ze zijn niet gewend dat iemand de chief zo aanspreekt. Schuw zijn ze dichterbij gekomen. Verscholen tussen de hoge suikerrietstengels luisteren ze mee. “Zijn de wetten van die grote Koning ook goede wetten voor mijn volk?” vraagt de chief. “O ja,” antwoordt Tikitsja, “Het zijn de beste wetten die er zijn. Hij is de Koning met de grootste wijsheid. Daarom zijn Zijn wetten de beste voor een volk. En ook voor chiefs.”

Hij verteld dat hij het heilige boek met deze wetten bij zich heeft. Hij vraagt of hij eruit mag voorlezen aan de hele familie van de chief. De chief vindt het goed. Hij laat alle mensen van het bouwland bijeen roepen. Wat verlegen volgen ze de chief, die nu weer statig voorop loopt, in een lange rij naar de kraal.

Naast zijn hut, in de schaduw van twee Tshabele-bomen, worden bankjes neergezet. De chief zelf heeft een stoel. Naast hem krijgt Tikitsja een plaats. De familie schaart zich in een kring om hen heen. Amos staat op, houdt de opengeslagen Bijbel in zijn handen en kijkt rustig rond. Kinderen schuiven verlegen tegen elkaar aan. De zoons kijken naar hun vader, die de witte helm van zijn hoofd afneemt, de zwarte scepter neerlegt en een luisterhouding aanneemt. Hier staat een eenvoudige inlander Amos als gezant van Christus in een puur heidense kraal met het Woord van zijn Koning in de hand. Met duidelijk stem leest hij Johannes 1 en spreekt over vers 29: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt.’ Op zijn gelaat ligt een blijde glans. Hij vertelt over de Koning van hemel en aarde, Jezus Christus. “Het is de gewoonte dat koningen en chiefs in betere hutten en huizen wonen dan hun onderdanen. Als er gevaar dreigt voor de koning, zullen de onderdanen hun leven geven om hun koning te sparen. Maar bij Deze, de grootste van alle koningen, is het anders. Toen het volk moest sterven om hun ongehoorzaamheid, sprak Hij: “Laat Mij sterven voor de schuld van Mijn volk, zodat Mijn volk voor eeuwig vrede met God zal hebben.”

“Ah… Ah…” antwoordt Shikobo-Kobo langzaam. “Wie heeft dat ooit gehoord? Ah… onderdanen sterven voor het leven van hun koning. Zo is de wet van mijn volk.”

Dan staat daar Tikitsja, met de Bijbel in zijn handen. Er is een gloed van ernst en liefde in zijn stem en ogen. Hij zegt: “Het is de grote liefde van Christus voor zondaren dat Hij de dood is ingegaan om Zijn volk het leven te geven. Weet u dat u gezondigd hebt tegen het heilige gebod van Jehova?”

Hij heft zijn hand omhoog, waarop de Bijbel ligt. Allen kijken ernaar. “Weet u dat u moet sterven? Dat Gods toorn over uw zonden voor eeuwig in uw ziel zal branden? Maar luister naar dit heilige Woord: ‘Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt’.”

Drie kleine meisjes van ongeveer zeven jaar zitten onbeweeglijk stil op de grond. De zwarte handjes ineen gevouwen. Hun grote donkere kinderogen staren naar meester Tikitsja. Het opperhoofd herhaalt af en toe zacht fluisterend de woorden van Tikitsja. Dan doet Amos een gebed. Na afloop vraagt de chief of hij dat boek ook in zijn hut mag hebben. Amos belooft hem spoedig een Bijbel te brengen.

Op de terugreis vertelt Amos over de dankbaarheid die hij in zijn hart gevoelt. Het was alleen door de machtige regering van de Heere Jehova dat hij bij dit bezoek uit de Bijbel mocht lezen en mocht bidden. In de avondschemer gloeien de boomkruinen met hun duizenden goudbruine herfstbladeren in de laatste stralen van de wegzinkende zon. Het is al donker als we weer in Mbuma aankomen.

Spreekbeurten

Als je graag een spreekbeurt wilt houden over de Mbuma zending, stuur dan een email aan en we proberen je verder te helpen!